Niemand is belangrijker dan het team. Romantiek uit de prehistorie of bittere noodzaak?

Deze week verschijnt de elfde druk van ‘Niemand is belangrijker dan het team’. Sinds de publicatie van dit boek in 2016 zijn er inmiddels 10.000 verkocht. Een wapenfeit waar ik natuurlijk uitermate trots op ben. Van diverse kanten krijg ik complimenten over de inhoud, maar vooral ook voor de gekozen titel van het boek. Een titel met een boodschap die aansprekend is en nieuwsgierig maakt. En ook de vraag oproept waar deze titel vandaan kom en wat de aanleiding was.

‘Niemand is belangrijker dan het team’ in 1974

Voor mij is de uitspaak ‘niemand is belangrijker dan het team’ terug te voeren naar de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Het Nederlands elftal had zich in 1974 voor het eerst sinds jaren gekwalificeerd voor het Wereldkampioenschap (WK 1974) voetbal in West-Duitsland. In die tijd was er sprake van een gouden generatie begenadigde voetballers met Johan Cruijff als absoluut wereldster. Na alle successen met Ajax in het begin van de jaren zeventig, en zijn overgang naar Barcelona, was hij voor mij als 15-jarige jongen een absolute vedette. Niet alleen als weergaloze voetballer maar ook de wijze waarop hij zijn rol als aanvoerder wist in te vullen. Als fan en supporter had ik enorme verwachtingen van dit kampioenschap. Hoewel de finale jammer genoeg verloren ging had het Nederlands elftal met het zogenaamde ‘totaal-voetbal’ indruk gemaakt in de hele wereld. Van dat kampioenschap, en met name de rol van Johan Cruijff daarin, is er een bijsmaak achtergebleven die mij daarna is blijven achtervolgen.

Daar waar de KNVB voor het WK 1974 voor het Nederlands elftal een contract met Adidas had afgesloten, werd Cruijff persoonlijk gesponsord door de concurrent; Puma. Dit verschil van sponsoring werd problematisch toen Cruijff weigerde om met de 3-strepen van Adidas op zijn oranje shirt te gaan voetballen. De weigering van Johan Cruijff om zich voor dit WK in het zelfde shirt te willen kleden als zijn teamgenoten werd zo zelfs een serieuze kwestie. Uiteindelijk werd er na lang gesteggel een typisch Hollands compromis gesloten: Johan Cruijff kreeg als enig speler van het Nederlands elftal een shirt met twee strepen op de mouw van zijn shirt. Daar waar de shirts van zijn ploeggenoten van 3 strepen waren voorzien. Voor mij als fan was het onbegrijpelijk dat mijn favoriete sterspeler het teambelang zo onder druk had gezet. ‘Niemand is belangrijker dan het team’ moest het ontgelden door het commerciële belang dat de boventoon voerde. Onbegrijpelijk omdat het gedoe om deze zaak heen de teamcohesie en de teamprestatie nadelig kon beïnvloeden. Een incident dat door sommige journalisten in die tijd werd beschreven dat ‘Cruijff zich belangrijker voelde dan het team’.

‘Niemand is belangrijker dan het team’ in de samenleving

Het gedrag van Cruijff in 1974 is nog maar kinderspel vergeleken met het schaamteloze egocentrisme dat tegenwoordig normaal lijkt te zijn. Niet alleen in de voetballerij, of de sport in zijn algemeen, maar in de hele samenleving. Waar leidinggevenden, BN-ers, sport coryfeeën, regeringsverantwoordelijken en ga zo maar door vinden dat de regels er voor de anderen zijn en zij de uitzondering. In dat opzicht bekruipt mij wel eens het gevoel dat de slogan ‘Niemand is belangrijker dan het team’ niet meer van deze tijd is en slechts de romantische overtuiging is van iemand uit de prehistorie. Niets is echter minder waar. De meerderheid van de mensheid is ervan overtuigd dat het teambelang altijd boven het eigen belang van het individu zou moeten gaan. Ingegeven door de overtuiging dat we alleen als groep in staat zijn te overleven als we samenwerken. Daarin is geen ruimte voor machtsmisbruik, corruptie of voorkeursbehandeling. Voor leiders werkt dit mechanisme nog sterker. Leiderschap staat of valt met integriteit en de bereidheid het eigenbelang ondergeschikt te maken aan het teambelang. Als het aan onderling vertrouwen in een team ontbreekt, er geen teamcohesie is of als er geen vertrouwen in de leiding is, is het uitgesloten dat mensen bereid zijn te volgen. Het is om die reden dat een organisatie als het leger zo veel waarde hecht aan voorbeeldgedrag.

‘Voorbeeldgedrag’ bleek de rode draad tijdens de Thema middag ‘Mission Command als slagvaardige besturingsstijl in een turbulente wereld’ van vorige week. Zo gaf een jonge vrouwelijke officier aan dat zij besloot om zelf niet op verlof te gaan tijdens een uitzending naar Afghanistan, maar dat te gunnen aan haar plaatsvervanger. Simpelweg omdat hij jonge, schoolgaande, kinderen had en zij hem op deze wijze wilde waarderen voor zijn steun. Maar ook de generaal die tijdens de oefening te velde onder dezelfde omstandigheden als zijn manschappen overnacht in een pubtent. Of tenslotte een leidinggevende binnen een groot energiebedrijf die aangeeft dat zijn monteurs hem in deze tijd alleen zullen volgen als hij zich naar hen bescheiden opstelt en onder alle omstandigheden beschermt. Ook voor hen geldt ‘niemand is belangrijker dan het team’

Niet voor niets is ‘voorbeeldgedrag’ en de bereidheid om het eigenbelang ondergeschikt te maken aan het teambelang het thema van het eerste Hoofdstuk. Het is een randvoorwaarde voor acceptatie en de basis voor onderling vertrouwen. George Orwell was wellicht realistisch in zijn beschrijving ‘all animals are equal but some are more equal’. Maar deze realiteit voedt tweespalt, ondermijnt onderling vertrouwen en gaat ten koste van het resultaat.