Volgens goed gebruik in Nederland zijn we het nieuwe jaar onder oorlogsomstandigheden begonnen. Twee dodelijke slachtoffers en nu, na een eerste inventarisatie, al meer branden en incidenten dan vorig  jaar. Toen kwamen we uit op 11.000 incidenten, 500 vuurwerkongevallen, meer dan 30 verloren vingers, een aantal deels geamputeerde handen, bijna 200 gevallen van oogletsel en een materiële schadepost die in de miljoenen liep. Ondanks de goedbedoelde oproepen van onze Premier, de Minister van Justitie en de Nationale Politiechef om onze hulpverleners toch vooral met rust te laten, zijn er ook dit jaar weer diverse ongeregeldheden geweest. Brand stichten, de politie uitdagen en hulpverleners aanvallen is inmiddels een vast onderdeel geworden van de feestelijkheden. Het is niet alleen meer een probleem dat in de grote steden speelt. Het vindt inmiddels door het hele land plaats. Zelfs in de kleinere gemeenschappen.

Bij dergelijke incidenten is het altijd interessant om te zien hoe onze leiders zich opstellen en hun verantwoordelijkheid nemen. Traditiegetrouw leiden de verontwaardigde reacties naar aanleiding van de vernielingen tot een hernieuwde discussie over het verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Ondanks eerdere pleidooien uit 2017 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de Stichting Maatschappij en Veiligheid, de Nationale Politie en het Vuurwerkmanifest, opgesteld door artsen en het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters om knalvuurwerk te verbieden, durfde onze Minister van Justitie en Veiligheid deze aanbeveling in juni 2018 niet over te nemen. De Minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, is verantwoordelijk voor de rechtsorde in ons land. Niet alleen op het gebied van wetgeving, maar ook ten aanzien van preventie en handhaving. Er was volgens hem geen draagvlak voor een algeheel vuurwerkverbod. Het afsteken van vuurwerk op oudejaarsavond is volgens hem een traditie ‘van de mensen’. Wel nam hij zich voor om strenger op te treden tegen het verhandelen van illegaal vuurwerk. En natuurlijk hogere straffen voor relschoppers die agressie plegen tegen hulpverleners. Daarnaast werden gemeentes aangemoedigd om plaatselijk zelf vuurwerkvrije zones in te stellen. Het heeft zoals het er nu naar uitziet weinig effect gehad.

Van onze leiders verwachten we richting en duidelijkheid. Zeker onder de omstandigheden, zoals we die op nieuwjaarsdag weer hebben meegemaakt, verwachten we van hen dat ze daadkrachtig zijn, hun verantwoordelijkheid nemen en de burger beschermen. Leiders moeten staan voor hun besluiten en daarover kunnen communiceren. Leiders worden geacht dit verhaal zelf te doen en het niet over te laten aan een woordvoerder of een vertegenwoordiger namens hen. Het belangrijkste daarin is het beantwoorden van de ’waarom-vraag’. Waarom is het besluit of deze maatregel nodig? Kristalhelder met duidelijke voorbeelden waarbij ook de knelpunten en de risico’s worden benoemd. Wij willen leiders zien die leiderschap tonen en zich niet alleen maar verschuilen achter de regelgeving. Wij willen ook geen leiders zien die medelijden hebben met zichzelf als ze om begrip vragen met opmerkingen als ‘Waar doe ik het nou eigenlijk voor?’.

De burgemeester van Den Haag, Pauline Krikke, schreef al in april van 2018 namens de vier grote steden aan de Minister ‘dat de tijdgeest inmiddels rijp lijkt voor een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen’. Zij gaf aan niets te zien in een gemeentelijk verbod en vroeg, zoals veel van haar collega’s, om een landelijke regeling. Een lokale regeling was volgens de burgemeesters niet alleen onduidelijk voor de burger maar ontnam de Politie ook de mogelijkheden voor een slagvaardige handhaving. Minister Grapperhaus koos echter voor pappen en nathouden.

Juist deze brede steun vanuit de burgemeesters en de Politie zou een steun in de rug hebben moeten zijn om tot een vuurwerkverbod te komen. Lokale bestuurders zijn namelijk veel beter op de hoogte van de ernst van het probleem. Grapperhaus had twee vliegen in één klap kunnen slaan. Hij had zijn lokale bestuurders rugdekking kunnen geven en daarmee faciliteren in hun taak de openbare orde te handhaven. Daarnaast had hij zichzelf met deze maatregel moreel kunnen legitimeren door het advies van de werkvloer over te nemen. Met deze steun vanaf de werkvloer zou het niet moeilijk geweest zijn het ‘waarom’ van een vuurwerkverbod aan de inwoners van dit land uit te leggen. Geen vaag verhaal gebaseerd op het zoeken naar draagvlak, maar een overtuigend en vastberaden verhaal. Met daarin de boodschap dat wij in Nederland niet accepteren dat onder het mom van traditie het wettelijke gezag wordt ondermijnd en er op grote schaal vernielingen kunnen worden aangericht. Hij had met story-telling kunnen illustreren dat het toch vreemd is dat wij wel een sluitend systeem kennen voor het opsporen en beboeten van automobilisten die de maximum snelheid overtreden, maar dat we dat niet zouden kunnen voor vandalen en relschoppers. Maar ook dat we met georganiseerde vuurwerkshows het nieuwe jaar minstens zo feestelijk zouden kunnen inluiden.

Een dergelijke opstelling vereist leiders met lef die lastige besluiten durven nemen. Besluiten waarvan zij weten dat er ook weerstand tegen zal zijn. Leiders die de ‘waarom-vraag’ duidelijk kunnen communiceren en daarmee draagvlak creëren.