Battlefield Experience Grebbeberg

Sergeant Gerard Schut (23 jaar) bevond zich op 11 mei 1940 in de voorpostenstrook, het meest vooruitgeschoven element van de Nederlandse verdediging rond de Grebbeberg. Vlak voor het uitbreken van de oorlog was hij bij afwezigheid van een officier benoemd tot sectie-commandant. Deze sectie bestond uit circa 70 man. Van die 70 man kende hij bijna niemand. De sectie beschikte over drie mitrailleurs, waarvan er twee defect waren. Vanuit zijn positie in de loopgraven had hij geen verbinding met zijn compagniescommandant. Er waren geen verbindingsloopgraven waardoor hij en zijn mensen gedekt bevoorraad konden worden of naar achteren konden verplaatsen. Op de vraag aan zijn commandant wat het plan was reageerde deze geïrriteerd  ‘dat ze moesten schieten als de vijand zou komen’. Hij had dus geen idee of hij een waarschuwende functie had of juist hardnekkig weerstand moest bieden.

Toen de Duitsers op de 11e mei de voorposten begonnen te naderen vroeg zijn enige mitrailleurschutter toestemming om  het vuur op de naderende Duisters te openen. Vanuit de loopgraaf achter hem zag Gerard Schut echter dat zijn compagniescommandant de witte vlag reeds had gehesen. Er restte hem geen ander besluit dan hetzelfde te doen. Ze werden door de Duitsers gevangen genomen en afgevoerd naar Wageningen. Tijdens het afvoeren werden twee van zijn soldaten dodelijk getroffen door eigen Nederlands vuur.

Het verhaal van Gerard Schut staat niet op zich. Het was eerder regel dan uitzondering dat Nederlandse troepen zich bij het begin van de vijandelijkheden direct overgaven of zonder opdracht de opstellingen op eigen initiatief verlieten. Deze week is het 80 jaren geleden dat voor Nederland de Tweede Wereldoorlog uitbrak en er gedurende drie dagen gevochten werd om de Grebbeberg bij Rhenen. De officiële versie is dat dit een heroïsch man-tegen-man gevecht was, waarbij de Nederlandse troepen uiteindelijk door een enorme Duitse overmacht gedwongen werden de wapens neer te leggen. Kritische beschouwingen over de verrichtingen van de Nederlandse landmacht zijn in al die jaren telkens de mond gesnoerd. Een slag op een relatief klein gebied waar circa 400 van de aanwezige  Nederlandse militairen sneuvelen moet wel heel dapper zijn geweest, was de algemene opvatting. Dat het gros van die gesneuvelden ook door eigen vuur om het leven is gekomen blijft vaak ongenoemd.

Richting geven en duidelijkheid verschaffen is de primaire verantwoordelijkheid van een leidinggevende. Leiders kunnen door het aanbrengen van focus en hun voorbeeldgedrag van hun eenheid een slagvaardige eenheid bouwen. In mei 1940 en de periode daarvoor ontbrak het aan die focus. Niet alleen binnen de Landmacht ook binnen Nederland. Vanaf de mobilisatie in augustus 1939 tot maart 1940 was er discussie over of nu de Hollandse Waterlinie hoofdverdedigingsstrook was of de Grebbelinie. Luitenant-kolonel Hennink, commandant van 8 Regiment Infanterie en verantwoordelijk voor de verdediging van de Grebbeberg, wilde in het gebied tussen de berg zelf en Wageningen boomgaarden laten ruimen om zo vanuit de verdedigende opstellingen beter inzicht in het voorterrein te kunnen krijgen. Omdat er geen geld beschikbaar gemaakt werd om de landeigenaren schadeloos te stellen kreeg hij geen toestemming. Op het technisch tactische vlak had de Landmacht het Franse concept van verdedigen vanuit een voorposten strook, een frontlijn, stoplijn en ruglijn overgenomen. De feitelijke invulling daarvan werd uiteindelijk maar een flauw aftreksel daarvan. Zo waren de loopgraven niet aaneengesloten, de opstellingen van de artillerie waarnemers niet voorzien van stalen bunkers en werd besloten om geen loopgravenstelsel aan te leggen dat van achteren naar voren liep om de bevoorrading en versterking gedekt mogelijk te maken. Ook de telefoonverbindingen werden slechts gedeeltelijk ingegraven. Dit leidde ertoe dat al direct na de eerste Duitse beschietingen de verbindingen kapot geschoten werden en de artillerie waarnemers niet in staat waren de steun van de vele beschikbare vuurmonden effectief in te zetten.

In Nederland bestond breed de hoop dat het ook deze keer wel met een sisser zou aflopen. De jarenlange ontwapenings- en neutraliteitspolitiek zou ook dit keer voorkomen dat we in een oorlog zouden geraken. Zelfs na de mobilisatie  hield minister president Dirk Jan de Geer het volk voor dat er ook ditmaal ‘geen enkelen grond was voor de gedachte dat Nederland in gevaar zou verkeren’.  Daarmee herinnerend aan de mobilisatie van 1914-1918. Tijdens de mobilisatie is er veel verveling. De meeste tijd zijn de gemobiliseerde eenheden bezig met het bouwen van de stellingen en het uitvoeren van lange voetmarsen. Er wordt nauwelijks geoefend of geschoten op de schietbaan. Verlof wordt veelvuldig aangevraagd en verstrekt waardoor veel eenheden niet op sterkte zijn. Daarnaast zijn er voortdurend personeelswisselingen. Diverse eenheden krijgen eerste enkele dagen voor de Duitse aanval nieuwe onervaren kaderleden.  Aan het voorbereiden van de soldaten op een mogelijke oorlog wordt door de officieren weinig aandacht besteed. Desondanks verwachten de verantwoordelijke commandanten op het moment van de onvermijdelijke Duitse aanval van hun mensen ‘tegenstand tot het uiterste’. Generaal Winkelman geeft opdracht tot ‘doorvechten tot de laatste man, tot de laatste patroon’. Op de vraag van de soldaten uit de frontlijn hoe nu verder krijgen zij als opdracht ‘men sterve ter plekke’.

Toch waren er wel degelijk positieve uitzonderingen op het hierboven geschetste beeld. Diverse commandanten zijn er in geslaagd hun mensen van de ernst van de situatie te doordringen. Dit zijn commandanten die de noodzaak van een grondig trainingsprogramma hebben ingezien. Zij begrepen dat hun soldaten hen alleen wilden volgen als zij vertrouwen hebben in zijn vakkundigheid als leider en onderling in elkaar als een geloofwaardige eenheid.

Michiel Teunisse en Otto van Wiggen hebben voor managers en bestuurders uit de overheid en het bedrijfsleven een Battlefield Experience van een halve dag ontwikkeld. Hierin trekken  zij parallellen tussen de krijgshistorische ervaringen op de Grebbeberg en de uitdagingen waar civiele organisaties zich voor geplaatst zien. Tijdens een rondgang over het voormalige slagveld van de Grebbeberg staan zij stil bij het vertalen van een strategie in operationele doelstellingen.  Voorst geven zij, op basis van de militaire ervaringen, een antwoord op de vraag hoe onderlinge cohesie in hedendaagse organisaties te bereiken en medewerkers uit te dagen tot initiatief en pro activiteit.

Wil je meer informatie hebben over de Battlefield Experience Grebbeberg en weten hoe je hieraan deel kunt nemen? Klik dan op deze link.