Het Ministerie van Volksgezondheid maakte deze week een lijst met slecht presterende verpleeghuizen bekend. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kwam na  anderhalf jaar intensief toezicht tot de conclusie dat er maar liefst 150 zorginstellingen waren die niet aan de vereiste norm voldeden.

De kwaliteit van zorginstellingen is iets wat ons emotioneel raakt. Het gaat ons aan het hart want veel  van ons hebben ouders, familie of kennissen die fysiek of geestelijk niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Wij allen willen voor hen een veilige en, naar mogelijkheden, gelukkige oude dag met een zo goed mogelijke zorg. Zorginstellingen die niet aan de norm voldoen is iets waar we dan wakker van liggen. Zo overkwam ook Hugo Borst, voetbalanalist en bekende Nederlander. Zijn demente moeder is ondergebracht in een verpleeghuis van de Laurens zorginstelling. En omdat diverse huizen van Laurens niet aan allerlei normen voldoen reageerde Hugo Borst gisteren in een open brief op de voorpagina van het AD.

Borst komt in zijn brief tot een ander oordeel over de kwaliteit van de zorg in de instelling waar zijn moeder wordt verpleegd dan de IGZ. ‘Dankzij de inzet van geweldige verzorgers hebben de bewoners van de woongroep waar mijn moeder zit het redelijk goed. Maar het zou beter kunnen. Er zit overdag en ‘s avonds meestal maar één verzorger op negen bewoners. Op een rustige dag is dat al amper te doen, bij calamiteiten is de veiligheid in het geding. Het ergst is dat die ene verzorger veel achter de computer zit. Dat moet. Want het systeem schrijft voor dat er veel overbodigs moet worden geregistreerd. Als dat niet gebeurt, wordt er een manager boos. Hoeveel verzorgers mij de afgelopen maanden niet hebben verteld dat ze tijdens het administreren in gewetensnood komen omdat bewoners aandacht en zorg nodig hebben en ze die niet kunnen geven.’

Borst vervolgt zijn brief door zijn waardering uit te spreken over de passie en toewijding die verzorgers voor hun werk voelen. ‘Verzorgers hebben één talent: ze kunnen magistraal zorgen. Laat ze dat dan doen. De macht aan de werkvloer waar de meiden van de Zorg excelleren! Laten we afspreken dat ze voortaan alleen het hoognodige opschrijven. Ik heb het over maximaal 10 procent van wat ze nu doen. Wij mantelzorgers willen dat onze vader of moeder op tijd wordt verschoond en geknuffeld. Dit is geen wens, dit is een eis. Kappen met die DDR-achtige bureaucratie’.

Borst beschrijft in zijn brief vervolgens de wanhoop van de verzorgers en verantwoordelijken die hij voelt in gesprekken met hen. ’25 kantjes vocht- en voeding beleid. 36 pagina’s hygiëne en infectieziekten. Bij het medicijnen geven moet een geel hesje worden aangetrokken met daarop: niet storen. Eerlijk gezegd weet ik niet meer wat we zelf allemaal hebben bedacht en wat overbodig is. Maar het risico dat de inspectie komt, is zo groot dat we alles maar vastleggen’. Angst regeert. Verzorgers zijn bang voor managers, managers bang voor directeuren en directeuren bang voor bestuurders. Een vertwijfelde manager verzucht in een gesprek met Borst dat ‘we worden niet beter van protocollen, regels en procedures. Het begint ermee dat we niet meer vertrouwen op kennis en kunde van de professionele verzorgende/verpleegkundige’. 

De situatie in de Zorg staat niet op zichzelf. Het lijkt eerder een trend. Zo beschreef ik in mijn blog ‘Protocolcultuur maakt politie vleugellam’ van 27 mei een vergelijkbaar fenomeen. Ook binnen de Politie is de organisatorische vrijheid volledig overwoekerd door de voorschriften en protocollen ‘De professionele ruimte van politiemedewerkers is ondergesneeuwd door een doorgeschoten regel- en verantwoordingsdrang. Het is daardoor risicovol geworden om moedig en doortastend op te treden in ongewone situaties. Daarnaast heeft de politieorganisatie de menselijke maat en sociale context van het politiewerk uit het oog verloren’.

Zorg, Politie maar ook Onderwijs zijn miskende terreinen in onze maatschappij. Toch dragen zij als geen ander de samenleving. Niet de managers en directeuren van deze instanties, maar de politieagenten, verzorgers en docenten geven invulling aan het primaire proces van deze organisaties. Wat deze mensen op de werkvloer met elkaar gemeen hebben is dat ze stuk voor stuk intrinsiek gemotiveerd zijn voor hun taak. Zij hebben uit overtuiging voor dat beroep gekozen en identificeren zich met de organisatie waar zij deel van uitmaken. Zij zijn daar trots op en halen daar hun arbeidssatisfactie uit. Professionals op de werkvloer in de Zorg, bij de Politie en het Onderwijs zijn het meest gebaat bij dienende leiders. Dienende leiders die zichtbaar en aanwezig zijn en weten wat er op de werkvloer speelt en wat daar nodig is. Leiders die richting geven en inspireren, maar hun mensen ook beschermen tegen nodeloze focus op procedures en administratieve regelingen. Kortom, die zorgen dat ze zich op hun primaire taak kunnen richten.

Jammer genoeg vullen directeuren en bestuurders binnen de Zorg dat onvoldoende in. Op het ontbreken van die instelling richt zich de frustratie van Hugo Borst. Volgens hem is ‘het systeem moreel failliet’. ‘De zorginstellingen gaan niet over zorg maar over het in stand houden van de organisatie zelf. Topbestuurders (die van Laurens verdient 211.274 euro, bijna 42 mille meer dan een minister verdient) weten niet en/of voelen niet wat zich op de afdelingen afspeelt’.